De grond zal na aankoop de agrarisch functie behouden en de voedselbossen worden ingericht om hoog productief te worden. Met namen de notenbomen hebben de tijd nodig voordat ze veel produceren. We werken in de eerste jaren met veel pioniersboomsoorten. Pioniers zijn bomen die snel groeien en hierdoor het voedselbos snel vorm geven. Dit heeft een aantal grote voordelen: de bodem kan zich ontwikkelen richting een bosbodem met meer koolstof opslag, het is mooi als er een aantal grote bomen in het landschap staan en daarnaast krijg je eerder een “bosgevoel” (het wordt net wat kouder en er is een hogere luchtvochtigheid). Hierdoor droogt de grond minder snel uit.
Het doel is om voedselbossen aan te leggen die grotendeels berusten op Europees inheemse soorten en sterk genaturaliseerde soorten, zoals bijvoorbeeld de appel die oorspronkelijk uit centraal Azië komt maar al eeuwen in Nederland wordt gecultiveerd. Dit doen we omdat we een voedselbos willen aanleggen die veel soorten heeft die de consument al kent. Daarnaast is het goed voor onze inheemse insecten en vogels. Naast de pioniers of voedselproducerende soorten zullen wij ook een klein aantal planten aanpoten die juist voor de wilde dieren belangrijk zijn, los van pure voedselproductie, denk hierbij aan de Zomer Eik.
De lokale gemeenschap speelt een belangrijke rol in onze voedselbossen van de aanleg tot de oogst. Het moet een ontmoetingsplek worden waar je kan ontspannen en genieten. Als het voedselbos eenmaal zijn vruchten begint af te werpen zullen we het voedsel verkopen aan de regionale bevolking/bedrijven in de vorm van pluk-abonnementen en/of voedselpakketten.
We kiezen voor een combinatie van donkere stukken gesloten boskernen in combinatie met lichtere, meer open stukken. In de boskernen kunnen de echte bossoorten aangeplant worden met grote bomen en ondergroei die zeer schaduw tolerant is. In de bosranden planten we de soorten aan die van nature meer licht nodig hebben en minder hoog worden.